Tuesday, November 25, 2014

Het stakingsrecht is het fundament van de democratie


Ik ben het vaak eens ben met professor Paul De Grauwe's kritieken wat betreft het besparingsbeleid, de eurozone en de publieke schuld. In zijn column in De Morgen van 25 november over het nut en de legitimiteit van het stakingswapen lijkt hij echter de pedalen verloren. Ik ben het fundamentaal oneens met hem; en wel hierom:

De Grauwe argumenteert dat de staking enkel legitiem is in een conflict tussen werknemers en werkgevers, maar dus niet wanneer het “derden” - “miljoenen onschuldige gijzelaars” - schade berokkent. Hij argumenteert dat de vrijheid van de ene gelimiteerd wordt door de vrijheid van de ander; aangezien het stakingsrecht klaarblijkelijk andermans rechten schaadt, dient ze herbekeken te worden. Er zijn echter een aantal mankementen aan deze redenering. Ten eerste is de staking geen individueel privaat recht maar een collectief politiek recht; dat wil zeggen dat het collectieve politieke doel van zij die collectief getroffen worden door de regeringsmaatregelen en zich op die wijze organiseren, hier voorrang heeft op de individuele vrijheid van anderen - zoals het recht op werk en inkomen - én dit om twee redenen. Eerst en vooral omdat het collectief van actievoerders net op straat komt om deze rechten – zoals werk en inkomen - structureel te verdedigen. Ten tweede betreft het hier vrijheden die in andere situaties niet als afdwingbaar worden gezien, denk maar aan de miljoenen werklozen en armen in België. Dergelijke rechten nu inroepen tegen de staking is minimum hypocriet.

Ten tweede argumenteert De Grauwe dat de staking weinig effect heeft op de regering. In plaats van de regeringsleden direct te treffen zouden vooral burgers en bedrijven getroffen worden. Met een schaduw-premier die zijn orders rechtstreeks van VOKA krijgt én een regereerakkoord dat op maat gesneden is van de rijken, kunnen de bedrijven in dit geval echter geen "onschuldige derden" genoemd worden. Integendeel; zij zijn de belangrijkste verantwoordelijken voor het gevoerde beleid. Wanneer de staking dus de bedrijven treft – en dan vooral de grote zoals blijkt uit de verslagen van de piketten – dan gaat het wel degelijk om zeer goed gerichte acties. Het geklaag van VOKA is daar overigens het bewijs van.

Ten derde heeft het actieplan van de vakbonden - in tegenstelling tot wat Paul De Grauwe zegt - bovendien ook wel degelijk effect. Het heeft ten eerste een effect op de publieke opinie. De stakingen hebben het TINA-verhaal tenminste deels doorprikt; een toenemend deel van de mensen gelooft het fabeltje van “we kunnen nu eenmaal niet anders” niet langer. Er wordt terug gesproken over beleidsalternatieven en over hoe ze tot stand kunnen komen. De stakingen hebben daarmee het neoliberale eenheidsdenken deels doorbroken en het echte politieke debat – met tegengestelde visies en belangen - opnieuw geopend. Maar de staking heeft niet enkel effect op de publieke opinie, ten tweede zorgt het ook binnen de regering voor destabilisering. Het “wegstaken” van deze regering is absoluut niet ondenkbaar. De ACW-vleugel van de CD&V voelt de hete adem van het ACW. De staking is dan ook de enige reden waarom de vermogensbelasting op de politieke agenda staat en die hete aardappel voortdurend doorgeschoven wordt binnen de regering.

Ten vierde is - in tegenstelling tot wat Professor De Grauwe beweert - de staking ook nooit louter een corporatistisch middel geweest in het conflict tussen arbeider en patroon. Samen met de ontwikkeling van het kapitalisme, en dus van de kapitalistische staat, is de staking evenzeer een politiek wapen geworden. De emancipatie van de arbeiders draaide, en draait ook vandaag, niet louter een economische emancipatie; over de verhouding loon-winst en de arbeidscondities op de werkvloer. De emancipatie houdt ook een politieke emancipatie in; het doel van politieke inspraak en macht voor het streven naar een wereld die niet draait om winst, maar om het welzijn. De staking en meer bepaald de algemene staking zijn daar fundamenteel in. De algemene staking ligt daarmee aan de oorsprong van onze democratie zoals we die vandaag kennen; ze is rechtstreeks verbonden aan het bestaan van het algemeen stemrecht en de welvaartstaat.
Naast deze historische verwezenlijkingen – die samen met het stakingsrecht telkens dreigen uitgehold te worden - is de algemene staking bovendien in onze parlementaire democratie ook het middel bij uitstek voor tussen-electorale en participatieve democratische inspraak. Is er enig ander, effectiever, middel om woord-brekende politici ter verantwoording te roepen wanneer ze zich niet houden aan hun programa? Wat als een regering slecht 38% van de bevolking vertegenwoordigd en haar publieke legitimiteit verdwenen is? Wat wanneer beleidsbijsturing geen volledige legislatuur kan wachten? Wat wanneer een regering op een autistische manier blijft besparen tegen alle economische logica in? Voor de liberalen uit de 18e en de vroege 19e eeuw waren bomaanslagen dan het politieke wapen bij uitstek; aan het einde van die eeuw vonden de socialisten echter een effectiever middel; de algemene staking.

Daarnaast heeft de algemene staking, door haar actieve politieke karakter in de loop van de mobilisatie, een belangrijk participatief-democratische dimensie. Welk andere politieke praktijk bereikt dergelijke actieve, systematische, collectieve en brede discussie over het politieke beleid en alternatieven? Bij een algemene staking moet men bovendien zijn gezicht tonen, én moet men durven ingaan tegen de macht van zowel werkgevers als regering. De algemene staking is daarom een politieke actie die de volle politieke overtuiging en wilskracht van haar deelnemers vergt en net daarom een participatieve democratische legitimiteit heeft die verkiezingen nooit zullen kunnen hebben. Om al deze redenen is het “in vraag stellen” van het algemene stakingsrecht een aanslag op een van de meest fundamentele peilers van de democratie zoals die de laatste twee eeuwen is uitgebouwd.