Saturday, December 13, 2014

Mythes over de staking doorprikt

Over “recht of werk”; de “Schuld” en de “Toekomstige generaties”
In het hele debat over de besparingsmaatregelen van de regering en het al dan niet bestaan van alternatieven lijken de begrippen “schuld” en “toekomstige generaties” een cruciale rol te spelen in het legitimeren van het beleid en het delegitimeren van het protest. Allerhande anonieme en minder anonieme
De staking treft de regering niet, maar de bedrijven.
De staking treft de bedrijven die vandaag het regeringsbeleid aansturen. Bart De Wever heeft meermaals herhaald dat Voka zijn “baas” was. Het regeringsbeleid is erop gericht de economische en sociale kost van de crisis door te schuiven aan werkenden, werklozen, zieken, jongeren en gepensioneerden... Terwijl diegenen die aan de oorzaak van de crisis lagen – zij die het politiek-economische beleid de laatste 20 jaar aanstuurden – zijnde de banken, kapitaalsfondsen en multinationals, volledig buiten schot blijven. Zolang die bedrijven de regering blijven steunen is er dus geen sprake van "collateral damage".
De staking treft de invloedrijke bedrijven - die de politiek sturen -  trouwens merkelijk harder dan de KMO's; al was het maar doordat deze bedrijven groter zijn, en dus een sterkere vakbondsvertegenwoordiging hebben. De meeste zelfstandigen ondervinden veel minder hinder... Zij hebben trouwens alle belang bij de strijd van de vakbonden omdat deze de koopkracht van hun klanten verdedigen; zoals overigens bleek uit een aantal stemmen van kleine zelfstandigen in de media, en ook de solidariteitssluitingen van kleine zelfstandigen in Wallonie in solidariteit met de staking maandag.
De staking schaadt de economie en dus mijn portemonnee.
Een staking houdt inderdaad economische schade in; die “schade” is het drukkingsmiddel van de actie. Maar die “schade” moet steeds afgewogen worden: het gevoerde beleid veroorzaakt immers veel meer schade dan de staking – kijk maar naar de analyses van toonaangevende economen als Heylen, De Grauwe, Schoors en Krugman, en zelfs de Oeso – enkel en alleen als op economisch vlak; en dan heb ik het nog niet eens over sociale schade.
In het verleden lagen de stakingen aan de basis van loonsverhogingen, stemrecht en de sociale welvaartstaat, etc... Op korte termijn zorgden die telkens voor “economische schade” op lange termijn waren ze een noodzakelijk kwaad voor economische en sociale ontwikkeling.
Respect voor het recht op werken – Onderhandelingen in plaats van Staking
Ten eerste zijn alle stakers zelf werkenden; anders zouden ze niet kunnen staken. Ten tweede is het stakingsrecht, inclusief piketten, internationaal een afdwingbaar burgerlijk recht, werken is geen afdwingbaar recht – anders zou elke werkloze overigens de staat en Voka een proces kunnen aandoen in geval van werkloosheid, en dus in de hierarchie der rechtsnormen ondergeschikt aan het stakingsrecht. – Iets wat overigens telkenmale bevestigd werd in rechtszaken. Dergelijke hierarchie is trouwens niet meer dan logisch aangezien stakers in principe opkomen voor de rechten van zij die werken, voor loon en menselijke arbeids en leefcondities... Het voorgaan van staken op werken is een essentieel deel van het principe van collectieve onderhandelingen en daarmee de basis van het Europees loonvormings- en welvaartsmodel sinds het begin van de 20e eeuw... Daarom ook dat het recht op werk volgens de Belgische grondwet onlosmakelijk verbonden is met het stakingsrecht.
De staking en andere actiemiddelen zijn de brandstof van onderhandelingen. Zonder actie of dreiging tot actie bestaat er geen machtsrelatie waarop een compromis kan gebouwd worden; dat is de essentie van elke vorm van onderhandeling waarin dingen tegen elkaar afgewogen kunnen worden. Een onderhandeling zonder actie is totaal zinloos – Dat het niet tot onderhandelen komt heeft te maken met het feit dat de regering en werkgevers er niet open staan voor toegevingen; ondanks dat het draagvlak voor alternatieven serieus gegroeid is en de regering slechts door 20 procent van de bevolking gesteund wordt.
De staking schuift de factuur door naar onze kinderen!
Dit argument is gebaseerd op het idee dat we vandaag een hoge staatsschuld hebben en dat we die niet mogen doorschuiven naar onze kinderen – de staatschuld zou een erfenis zijn die “we” doorgeven aan “de volgende generaties”. Maar dit is grotendeels een ilusie; schuld is een eigendomsrelatie tussen schuldenaars en schuldeisers in de tegenwoordige tijd – het is dus niet meer dan een sociale constructie, een afgesproken norm, een fictioneel gegeven. Er bestaat hier dus geen “we” naar de toekomst toe – laat nos als jeugd of onze kinderen er dus buiten... Het gaat om een schuld uit het verleden die “wij” inderdaad moeten oplossen. Maar wat is haar “oorsprong” en wat zijn de “oplossingen”?
Een eerste oorsprong van die staatsschuld ligt bij opgebouwde onevenwichten in de begroting tijdens de afgelopen decennia; regeringen gaven met andere woorden meer uit dan er binnen kwam... De courante lezing daarvan is steeds dat de oorsprong daarvan dus lag in het “teveel aan uitgaven”. Vorige “generaties” zouden met andere woorden “boven hun stand geleefd hebben”. Opnieuw is dit een ilusie; alle economische waarde die geconsumeerd wordt tijdens een generatie moet immers ofwel reeds bestaan, ofwel terzelfdertijd geproduceerd worden... Een generatie kan – behalve dan misschien in het geval van natuurlijke rijkdommen – geen te creeeren waarde uit de toekomst consumeren.

Een correctere analyse bestaat erin dat de oorsprong ligt bij een tekort aan inkomsten... of liever bij de onbeslistheid over de verdeling van de inkomsten – Men kon met andere woorden niet tot de consensus komen wie de lasten ging betalen, en men leent dus geld bij zij die het bezitten– in plaats van hen te belasten! – met de belofte het met rente terug te betalen. Het sociale compromis werd dus letterlijk veranderd in een toekomst-gerichte fictie. Dit kadert volledig binnen het onevenwicht tussen de lasten op arbeid en die op kapitaal – en met name een tekort aan lasten op de rijksten – diesinds de jaren '80 werd opgebouwd. Het is dan ook geen toeval dat de sociaal-economische ongelijkheid vandaag op het hoogste peil staat in meer dan 80 jaar.
Een tweede oorzaak van de staatsschuld – die echter sterk verbonden is met de vorige – ligt bij monetaire politiek. Terwijl een inflatoire politiek, monetaire financiering en de controle over de geldhoeveelheid het normaliter mogelijk maken de staatsschuld te “managen” – onder de groei van het BBP te houden – is dat door het Europeese monetaristische beleid onmogelijk gemaakt. Een beleid dat tot doel had de monetaire waarde van financiele investeringen te beschermen heeft de publieke schuld verdubbeld in percentages van het BNP. Daarenboven komt nog eens dat de recente verhoging van de staatsschuld het rechtstreekse gevolg van de financiele crisis; zowel als gevolg van de bail-outs van de banken als als gevolg van de effecten van de recessie op terugvallende inkomsten en oplopende uitgaven aan “automatische stabilisatoren” – in eerste plaats werkloosheidsuitkeringen als gevolg van toegenomen werkloosheid.
Hoe lossen we dit probleem dan op? De regering stelt haar priotriteit bij de “verlaging van de staatsschuld” en aflossing van de schuld. Opnieuw twee opmerkingen: Een eerste is puur technisch-economisch; niet alleen duidden de meerderheid van de bovenvermeldde nationale en internationale toonaangevende economen er reeds op dat een besparingsbeleid in laagconjunctuur recessieve effecten heeft – óók het IMF meldde dat haar calculaties van de overheidsmultiplicatoren fout waren: in recessieperiodes hebben besparingen een groter negatief effect dan een positief. Besparingen beschadigen de koopkracht en het consumentenvertrouwen, treffen de armsten die net het grootste deel van hun budget consumeren; bovendien is het net de taak van de overheid de economie te ondersteunen in recessies. Oa Krugman toonde aan dat de staatsschuld steeg door de besparingen – én dat Belgie door de periodes van uitblijvende regeringen en besparingsoperaties nagenoeg de beste economische resultaten van de hele Europese unie kon voorleggen ondanks haar hoge staatsschuld.
Een tweede opmerking is ethisch-politiek; de voortzetting of zelfs versnelde afbetaling van de staatsschuld is nogmaals een transfer van de gemeenschap naar “rijk”; diegenen die kapitaal hadden om te investeren in publieke schuld. Is zulke transfer, zeker in de context van ongelijkheden en crisis legitiem?
Na vijf jaar van neoliberale recepten in Zuid-Europa begint eindelijk een consensus te groeien dat het probleem anders moet worden aangepakt. De staatsschuld is onhoudbaar en het is immoreel om de zwaksten in de samenleving, noch de middenklasse aan te pakken om geparkeerd geld van investeerders terug te betalen. Oppositie-bewegingen die schuldkwijtschelding, audits en heronderhandeling op de agenda plaatsen – zoals Syriza en Podemos – hebben niet alleen de electorale wind in de zeilen. Zelfs de Financial Times stelde vorige week in een artikel dat radicaal links in Zuid-Europa als enige correcte economische oplossingen naar voor schoof. Waarom ook in België hierover nadenken en de financieel-economische huishouding fundamenteel reorganiseren en de rekening van de crisis presenteren aan het financieel systeem dat ervoor verantwoordelijk was? Is het de staatsschuld die onhoudbaar is; of zijn het de fictionele financiele investeringen? Beide zijn een zijde van éénzelfde medaille; het perspectief van zijde veranderen opent heel wat alternatieven...
Waar ik heb proberen aantonen dat het doorschuiven via de schuld fictie is, zijn er echter wel “reele zaken” die we “doorschuiven” naar de toekomst. Dergelijke zaken zijn onderwijs, infrastructuur, gezondheid... die vormen het sociale/publieke kapitaal waar de toekomstige generaties hun toekomst en economie op zullen moeten bouwen. Laat dat net die sectoren zijn waar deze regering op bespaart. Daarmee hypothekeert ze de toekomst in reele termen! Dat is een reele “schuld” die doorgeschoven wordt, én dat is wat mij betreft crimineel!
Deze regering heeft dus niet “de ballen” om “eindelijk” te doen “wat moet gedaan worden”; deze regering is het uitvoerend comité van een kleine minderheid die in hun belang en zonder het minste economisch inzicht de hele economie en de toekomst van onze generaties en de volgende volledig ondergraaft.
Nog een laatste noot; ik geloof ook niet dat Bart De Wever het hem te doen is over het economisch en sociaal welzijn van het land – zijn positie is dus te begrijpen. Bart De Wever heeft als doel het einde van België, en probeert het sociale conflict to polariseren omdat hij gokt op een regionalisatie van het conflict. Hij denkt met andere woorden het verzet tegen de regeringsplannen uit te buiten omdat hij ervan uit ging dat er in Vlaanderen minder protest ging zijn dan in Wallonie, en dus zijn these over “twee democratieen” en de “onbestuurbaarheid van Belgie” bewezen zou zijn... een herhaling van het scenario van de staking van '60-'61 met andere woorden. Maar tot nu toe heeft hij echter verkeerd gegokt; het protest is in Vlaanderen misschien zelfs sterker dan in Wallonië... De vraag is hoe ver De Wever bereid is het economisch conflict ten spits te drijven voor zijn eigen agenda, én in hoeverre OpenVLD en CD&V bereid zijn in zijn strategie mee te gaan – óf de regering valt...


Tuesday, November 25, 2014

Het stakingsrecht is het fundament van de democratie


Ik ben het vaak eens ben met professor Paul De Grauwe's kritieken wat betreft het besparingsbeleid, de eurozone en de publieke schuld. In zijn column in De Morgen van 25 november over het nut en de legitimiteit van het stakingswapen lijkt hij echter de pedalen verloren. Ik ben het fundamentaal oneens met hem; en wel hierom:

De Grauwe argumenteert dat de staking enkel legitiem is in een conflict tussen werknemers en werkgevers, maar dus niet wanneer het “derden” - “miljoenen onschuldige gijzelaars” - schade berokkent. Hij argumenteert dat de vrijheid van de ene gelimiteerd wordt door de vrijheid van de ander; aangezien het stakingsrecht klaarblijkelijk andermans rechten schaadt, dient ze herbekeken te worden. Er zijn echter een aantal mankementen aan deze redenering. Ten eerste is de staking geen individueel privaat recht maar een collectief politiek recht; dat wil zeggen dat het collectieve politieke doel van zij die collectief getroffen worden door de regeringsmaatregelen en zich op die wijze organiseren, hier voorrang heeft op de individuele vrijheid van anderen - zoals het recht op werk en inkomen - én dit om twee redenen. Eerst en vooral omdat het collectief van actievoerders net op straat komt om deze rechten – zoals werk en inkomen - structureel te verdedigen. Ten tweede betreft het hier vrijheden die in andere situaties niet als afdwingbaar worden gezien, denk maar aan de miljoenen werklozen en armen in België. Dergelijke rechten nu inroepen tegen de staking is minimum hypocriet.

Ten tweede argumenteert De Grauwe dat de staking weinig effect heeft op de regering. In plaats van de regeringsleden direct te treffen zouden vooral burgers en bedrijven getroffen worden. Met een schaduw-premier die zijn orders rechtstreeks van VOKA krijgt én een regereerakkoord dat op maat gesneden is van de rijken, kunnen de bedrijven in dit geval echter geen "onschuldige derden" genoemd worden. Integendeel; zij zijn de belangrijkste verantwoordelijken voor het gevoerde beleid. Wanneer de staking dus de bedrijven treft – en dan vooral de grote zoals blijkt uit de verslagen van de piketten – dan gaat het wel degelijk om zeer goed gerichte acties. Het geklaag van VOKA is daar overigens het bewijs van.

Ten derde heeft het actieplan van de vakbonden - in tegenstelling tot wat Paul De Grauwe zegt - bovendien ook wel degelijk effect. Het heeft ten eerste een effect op de publieke opinie. De stakingen hebben het TINA-verhaal tenminste deels doorprikt; een toenemend deel van de mensen gelooft het fabeltje van “we kunnen nu eenmaal niet anders” niet langer. Er wordt terug gesproken over beleidsalternatieven en over hoe ze tot stand kunnen komen. De stakingen hebben daarmee het neoliberale eenheidsdenken deels doorbroken en het echte politieke debat – met tegengestelde visies en belangen - opnieuw geopend. Maar de staking heeft niet enkel effect op de publieke opinie, ten tweede zorgt het ook binnen de regering voor destabilisering. Het “wegstaken” van deze regering is absoluut niet ondenkbaar. De ACW-vleugel van de CD&V voelt de hete adem van het ACW. De staking is dan ook de enige reden waarom de vermogensbelasting op de politieke agenda staat en die hete aardappel voortdurend doorgeschoven wordt binnen de regering.

Ten vierde is - in tegenstelling tot wat Professor De Grauwe beweert - de staking ook nooit louter een corporatistisch middel geweest in het conflict tussen arbeider en patroon. Samen met de ontwikkeling van het kapitalisme, en dus van de kapitalistische staat, is de staking evenzeer een politiek wapen geworden. De emancipatie van de arbeiders draaide, en draait ook vandaag, niet louter een economische emancipatie; over de verhouding loon-winst en de arbeidscondities op de werkvloer. De emancipatie houdt ook een politieke emancipatie in; het doel van politieke inspraak en macht voor het streven naar een wereld die niet draait om winst, maar om het welzijn. De staking en meer bepaald de algemene staking zijn daar fundamenteel in. De algemene staking ligt daarmee aan de oorsprong van onze democratie zoals we die vandaag kennen; ze is rechtstreeks verbonden aan het bestaan van het algemeen stemrecht en de welvaartstaat.
Naast deze historische verwezenlijkingen – die samen met het stakingsrecht telkens dreigen uitgehold te worden - is de algemene staking bovendien in onze parlementaire democratie ook het middel bij uitstek voor tussen-electorale en participatieve democratische inspraak. Is er enig ander, effectiever, middel om woord-brekende politici ter verantwoording te roepen wanneer ze zich niet houden aan hun programa? Wat als een regering slecht 38% van de bevolking vertegenwoordigd en haar publieke legitimiteit verdwenen is? Wat wanneer beleidsbijsturing geen volledige legislatuur kan wachten? Wat wanneer een regering op een autistische manier blijft besparen tegen alle economische logica in? Voor de liberalen uit de 18e en de vroege 19e eeuw waren bomaanslagen dan het politieke wapen bij uitstek; aan het einde van die eeuw vonden de socialisten echter een effectiever middel; de algemene staking.

Daarnaast heeft de algemene staking, door haar actieve politieke karakter in de loop van de mobilisatie, een belangrijk participatief-democratische dimensie. Welk andere politieke praktijk bereikt dergelijke actieve, systematische, collectieve en brede discussie over het politieke beleid en alternatieven? Bij een algemene staking moet men bovendien zijn gezicht tonen, én moet men durven ingaan tegen de macht van zowel werkgevers als regering. De algemene staking is daarom een politieke actie die de volle politieke overtuiging en wilskracht van haar deelnemers vergt en net daarom een participatieve democratische legitimiteit heeft die verkiezingen nooit zullen kunnen hebben. Om al deze redenen is het “in vraag stellen” van het algemene stakingsrecht een aanslag op een van de meest fundamentele peilers van de democratie zoals die de laatste twee eeuwen is uitgebouwd.

Tuesday, October 14, 2014

About animal-rights and progressive politics

Is the discourse about ‘animal rights’ a progressive argumentation for the not eating meat? Animal rights have since a long time been linked to the leftwing and progressive social movements. Animal rights activists are historically  linked to hippie movements, anarchist movements and “green” political organizations. Animal rights have played a key element in the discourse about vegetarianism. But is this link legitimate from a progressive perspective?

The animal rights movements is a typical post-modern movement which as a political movement only emerged in the 1970’s, when the social balance between classes enabled political issues to emerge “beyond” the traditional social conflict. The main problem here is that it detached these struggles from the social class struggle at the core of the capitalist world system – becoming “identity-based”- struggles, ideologically transposing the material social conflict. This “depolitization”, enabled it to become legitimate all over the political spectrum in times of neoliberal hegemony.

The animal rights narrative is a continuation of the “human rights” discourse projected upon non-human beings. This brings two profound axis of critique to animal rights ideology; one is the traditional critique against the Liberal, idealist, paternalistic, colonial… etc core of the idea of human rights. The other one is the problem of humanization of non-human beings – many times combined with dehumanization of human beings and social customs.

The animal rights narrative humanizes animals by attributing those “human characteristics”, so that the subject of ideology self-identifies with the animal or identifies the animal as its peer. Animals are given human character with human emotions and values; the animal is portrayed as a victim supposed to be saved based upon emotions of suffering, creating a parallel with human suffering. As such, this humanization only exists because of the practice by humans attributing those characteristics, “Animal rights” thus only exist as part of a human social construction, not because of the existence of the animal as such, and could therefore be considered as a form of fetish. No harm so far, were it not that with the inclusion of animals within the “human sphere” it excludes very human practices outside that sphere. Typically the discourse defending animal rights, dehumanizes practices that violate those “rights”. Cultures, traditions or practices that cause animal suffering, such as sacrifice, ritual slaughter, hunt, industrial slaughter, and industrial meat production are portrayed as “inhumane”, perpetrators are barbarians, uncivilized, live in the past or are even considered as “beasts”.

It is therefore not very surprising the since a few years the animal rights narrative has been adopted by extreme right and nationalist movements. It happened particularly in the question of addressing Jewish and Muslim ritual slaughters. Last month, 10.000 people gathered in Brussels in a demonstration organized by Gaia on the day of sacrifice at the end of the Ramadan, joining human rights activists under islamophobic slogans. At the same time various neo-nazi groups adopted an “ecological” discourse, defending the conservation “autochthonous” environment and the exclusion of alien elements.

From my perspective, the only way that the left can respond to these issues is through the uncompromising defense of a humanist and anthropocentric approach, considering the struggle for equal rights among humans as the main objective… Such approach which can never defend animal rights as such against human customs, but considers “animal rights” as one among others human beliefs – the logic here is exactly the same as Marx’s logic behind commodity-fetishism: The value attributed to animals and between animals is nothing else than a fetish derived from social relations between humans and should be approached like that…

This logic fits very well in the idea of Jason Moore about today’s capitalist society as a world-socio-ecology, which probably also enables to bring forward a much more progressive approach towards arguments for the protection of the human environment and even for veganism. The basic idea is that issues are problematized within the capitalist world-ecology on the basis of unequal harms they provoke upon society. The impact of the meat-industry can therefore be criticized the impact of it on climate change and in particular its unequal social impact. Climate change primarily affects poorer layers of society, peripheral areas of the world system; the destruction of livelihoods of indigenous peoples, the impact upon health of poor classes that cannot pay healthcare, poor countries that cannot protect themselves of floods, etc. Such approach also enables to have a “political subject” which can struggle for those rights, as a form of emancipation from its own material conditions – animals cannot.

Monday, May 12, 2014

Europese verkiezingen Portugal - cynisme vertolkt tekort aan politiek links alternatief op crisis

(geschreven voor www.socialisme.be)

Portugese premier op verkiezingscampagne
In de aanloop van de Europese verkiezingen probeert de Portugese regering de boodschap te verkopen dat Portugal op de goede weg is. Naar aanleiding van de 12e evaluatie van de Troika begin deze maand roemde de minister van financiën het succes van het “hervormings”-programma – hervorming staat in het neoliberale lexicon voor besparing. Volgens diezelfde minister zou er tijdens de laatste regering meer “hervormd” zijn, - lees afbouw van de sociale rechten sinds de April-revolutie - dan tijdens eender welke andere regering in 40 jaar democratie. De voorzitter van de parlementaire fractie van de conservatief-liberale regeringspartij PSD, Luis Montenegro stelde zelf letterlijk dat: “het leven van de mensen is dan wellicht niet veel verbeterd, het land staat er alleszins veel beter voor.” Voor de regering lijkt daar duidelijk geen tegenstelling tussen te bestaan; logisch want het belang van het land staat voor de regeringspartijen gelijk met haar “competitiviteit”, de houdbaarheid van de staatsschuld en de groei van de export.
Volgens schattingen van Morgan Stanley – Die overigens positiever is dan de Europese commissie – zou de Portugees economie dit jaar 1,4 en volgend jaar 1,5 procent groeien. Deze groei is een gevolg van de exportindustrie gebaseerd op verslechterende arbeidscondities; terwijl de interne economie verder aan het dalen is. Terwijl deze groei volgens de regering tot de sterkste van Europa behoort, na Duitsland en België, kan men uiteraard niet spreken van een gezonde situatie, laat staan dat ze de afgelopen recessie zou compenseren of de staatsschuld draagbaar zou maken. Maar de besparingen zorgden wel voor een stijgend vertrouwen van de rating kantoren en financiele markten, waardoor de regering zich op de borst is gaan kloppen dat ze in de aanloop van de verkiezingen een “saida limpa” – propere uitweg - van de Troika konden aankondigen. De “propere uitweg” is het code-woord voor de datum van de laatste trimestriële onderhandelingsronde met de Troika op 7 mei  – zonder dat daarbij een nieuwe bailout noodzakelijk is. De regeringspartijen CDS en PSD gingen er zelfs zover in om de “recuperatie van de nationale soevereiniteit” te gaan vergelijken met de herwonnen onafhankelijkheid ten opzichte van Spanje in 1640. Gezien het feit dat Portugal verbonden blijft aan het Europese begrotingsverdrag, de geplande besparingen moet blijven nakomen en tot 2038 controles zullen blijven krijgen van de Troika, zijn deze claims natuurlijk belachelijk.
De stelling dat de balans allesbehalve rooskleurig is, is dan ook een gigantisch understatement. De torenhoge werkloosheid – vooral dan onder jongeren, de sterke stijging van de armoede en de enorme emigratie versterken een aantal van de historische problemen van Portugal als een afhankelijke perifere economie in het Europese kapitalisme. De jongere bevolking, de eerste generatie die echt degelijke universitaire kwalificaties heeft – wordt geconfronteerd met een economie die hun geen enkel perspectief kan bieden. De job-perspectieven zijn zelfs zo laag dat burgerlijk ingenieurs, mét ervaring, tegenwoordig aan de slag moeten tegen een minimum-loon van 485 euro, als ze al geluk hebben. Zo wordt een hele generatie - in wiens opleiding het land ettelijke miljarden heeft gepompt - verplicht te emigreren naar Noord-Europa, Noord-Amerika en de ex-kolonies; met alle gevolgen van dien: niet alleen worden families uit elkaar gerukt, diegenen die achterblijven zijn vaakst diegenen die het laagst opgeleid zijn, het minste talen spreken en het oudst zijn. Het gevolg is een land dat stelselmatig verouderd en ontvolkt, met permanent lage lonen en lage kwalificaties, en een land dat zijn productieve en reproductieve generaties blijft exporteren.
De regering heeft ondertussen alle legitimiteit onder brede lagen van de bevolking verloren. Alle voorzitters van de oppositie hebben een hogeren populariteit in de polls dan de eerste minister Pedro Passos Coelho, de president Anibal Cavaco solva en de CDS-voorzitter Paulo Portas. Zelf historische figuren ter rechterzijde, zoals CDS-stichter Freitas Do Amaral, hebben hun vertrouwen in de regering opgezegd omdat ze ze te liberaal vinden. In de afgelopen jaren hebben de georganiseerde Portugese werkende klasse, de jongeren en bevolking in het algemeen duidelijk hun woede laten blijken tegen de regering, de besparingsprogramma’s, de koloniale praktijken van de Troika en de burgerlijke parlementaire democratie – via traditionele algemene stakingen, massale betogingen, de plein-bezettingen van de indignados, etc. Een tekort aan eenheid en leiderschap van politiek links in de articulatie van dit verzet heeft echter geleid tot een stijgend cynisme onder de bevolking en een toegenomen verdeeldheid binnen links.
Bij deze verkiezingen komt links sterk verdeeld op. Naast de communistische partij en het links blok, komen ook 2 splits van het links blok, MAS en LIVRE op bij deze verkiezingen. Binnen de linkerzijde zal de communistische partij – overigens terecht – het sterkste uit de volgende verkiezingen komen. Met hun consequente houding ten opzichte van de besparingspolitiek en tegenover de sociaaldemocratische, neoliberale PS, én hun diepe én georganiseerde inplanting in de arbeidersklasse vormen zij een absolute steunpilaar van het verzet tegen de aanvallen van Troika en regering. Toch heeft de PCP haar beperkingen. Ten eerste is er haar overwegend parlementaristische houding – waarbij de syndicale en politieke strijd eerder gericht is op de versterking van de parlementair positie van de partij in plaats van andersom. Ten tweede is er nationalistische houding – onder de leuze “voor een patriottische en linkse regering” en concentratie op nationale onafhankelijkheid en nationale industrie – is gebaseerd op de stalinistische stadia-logica, die zich vertaald in het idee dat men eerst “de democratie van April dient te herstellen” en waarbij een echt socialistisch programma eerder als toekomstige utopie geprojecteerd wordt in plaats van een dringende en concrete noodzakelijkheid voor de crisis van het Europese kapitalisme vandaag. Het Links Blok op haar beurt is de laatste jaren sterk verdeeld geraakt op basis van interne – vaak gedepolitiseerde - strubbelingen tussen de verschillende ideologische stromingen (vooral de ex-eurocommunisten, maoisten en trotskisten), wat vaak tot onduidelijke, wisselende standpunten leidde, waar vaak de grootste gemene – en dus minst linkse - deler domineerde. Het gevolg was een campagne die eerder pro-Europees maar tegen de besparingen was; illusies in Euro-bonds en concentratie op heronderhandeling van de publieke schuld, een proces dat overigens versterkt werd door de afscheuring van Ruptura-MAS, de Morenistische “linkerzijde”. In de huidige campagne, die geleid wordt door Marisa Matias – collega van Paul Murphy in de GUE fractie van het Europees parlement – probeert opnieuw wat consistentie te brengen onder de slagon “De pé!, Não somos a divida”. Toch lijkt Matias – ondanks haar populariteit in de Media – niet in staat meer dan haar eigen zetel te redden. Het Links Blok verliest bovendien ook een deel aan twee splits die opkomen bij deze verkiezingen. Een rechtse split, geleid door Rui Tavares, onder de naam LIVRE, die zich wil wringen tussen de PS en het links blok – die wil samenwerken met de PS met een duidelijk pro-EU programma maar tegen te harde besparingen. Een “linkse” split, onder naam MAS, probeert de stemmen ter linkerzijde te recupereren met een radicale populistische campagne die vooral blinkt van inconsistentie. Deze organisatie met Morenistische roots roept op tot de vereniging van Links, maar gaat toch zonder schijn van kans de electorale competitie aan met het LB en PCP, daarnaast voert ze vooral campagne met anti-politieke en populistische slogans, zoals “Gevangenis voor al diegenen die het land beroofden” en “Stop de privileges van de politici”, zonder overigens - ondanks hun naam – een socialistisch alternatief te populariseren.
Deze campagne wordt gedomineerd door de zwakte van links, het gebrek aan samenwerking, het tekort aan de vorming van een politiek alternatief op de crisis en een tekort aan perspectief in de strijd om een anti-besparings-alternatief te bereiken. Het gevolg van dit alles is dat het cynisme en non-participatie deze verkiezingen zal overheersen, waarbij de PS electoraal het sterkste uit de bus zal komen – en een grote coalitie van PS en PSD richting de volgende parlementaire verkiezingen – en dus vervolg van dit ramp-beleid - waarschijnlijker wordt.

Thursday, February 20, 2014

België koopt 56 Miljard dollar Amerikaanse staatsobligaties

CNN  en Wallstreet Jorurnal  konden gisteren hun ogen niet geloven. België bleek in december vorig jaar de grootste aankoper van Amerikaanse Staatsobligaties. Japan en China, die de grootste bezitters zijn van de treasury bonds zijn al een tijdje bezig hun investeringen te diversifiëren. China dumpte in december 2013 48 miljard dollar aan staatspapier op de markten. Dat verschil werd echter volledig goedgemaakt goedgemaakt door de aankopen van België. Belgische investeerders kochten gedurende de maand december Amerikaanse staatsobligaties voor de astronomische som van 56 miljard dollar. Over het hele kwartaal samen gaat het bijna om 80 miljard dollar.

Dergelijk bedrag,  zelfs bijna 10.000 dollar per inwoner, gedurende de laatste 4 maanden van 2013 is hallucinant. Het is dan ook niet moeilijk dat de economische analisten het niet begrepen. Volgens de statistieken heeft België op het eerste gezicht in zijn eentje de vraag naar Amerikaanse schuld gered. Hoe valt dergelijk gedrag te verklaren? De Wallstreet Journal denkt dat het te maken heeft met het feit dat Brussel de hoofdzetel is van Euro Clear, een clearing kantoor voor private equity fondsen en hedge-funds dat werkt met een wereldwijd netwerk van klanten. Volgens WSJ zou het kunnen te maken hebben met opschonen van de risico-statistieken (VS staatsobligaties worden gezien als veilig) tegen het jaareinde.

Het is echter vreemd dat dit dan niet gecompenseerd werd door een massale verkoop van die obligaties in het begin van het jaar. Bovendien verklaart dat ook niet waarom de beweging reeds sinds september bezig is. Een beetje opzoekwerk kan misschien een andere mogelijke verklaring geven. In de grafiek van Marketplace  zien we dat twee Europese buurlanden zich aan de extreme uitersten van de grafiek bevinden: België en Luxemburg. Terwijl België tot december 20 miljard $ aankocht, werd ongeveer hetzelfde bedrag in Luxemburg verkocht.  Op 31 december 2013 liep de laatste ronde van fiscale regularisatie af . Heeft het daarmee te maken? Feit is dat de enorme aankoop in Amerikaanse schatkistcertificaten aantoont dat er een enorme hoeveelheid onproductief kapitaal bestaat in België dat nu ingezet wordt om Amerikaanse handelstekorten te dekken.

Bronnen:
  http://money.cnn.com/2014/02/19/investing/china-treasuries/
  http://online.wsj.com/news/articles/SB10001424052702303491404579390823146574540?mg=reno64-wsj&url=http%3A%2F%2Fonline.wsj.com%2Farticle%2FSB10001424052702303491404579390823146574540.html
  http://planet.infowars.com/economics/belgium-with-a-population-of-just-over-11-million-peoples-bought-the-most-debt-in-u-s-government-bonds-in-november-2013
  http://netto.tijd.be/geld_en_gezin/belastingen/4_praktische_vragen_over_fiscale_regularisatie.9343059-1624.art

Monday, February 17, 2014

Welke wetenschap? Een kritische blik op geneeskunde en systeem

In zijn opiniestuk in Knack op maandag dient Louis Ide een aantal mede-artsen van antwoord. Hij vindt dat Jeff Hoeyberghs, Ann Van den Beul, Luc Bonneux hun boekje te buiten gaan door bepaalde methodes en  medische behandelingen in vraag te stellen. Ze zouden door hun publieke uitlatingen de geloofwaardigheid van de wetenschap aantasten. Bovendien verwijt hij hen dat ze publieke welzijn schade berokkenen door angst te zaaien en door mensen levensreddende ingrepen af te raden. Hoewel dr. Ide het debat liefst intern wil voeren, lijkt dit net een goede aanleiding voor een publieke discussie over wetenschap en de medische wetenschap in het bijzonder.

Als niet-Arts kan ik weinig zinnigs zeggen over de technische kant van de zaken. Toch lijkt een  kritisch sociaal wetenschappelijk perspectief relevant. In zijn pleidooi voor een evidence-based benadering vergeet Louis Ide immers een belangrijk punt: Wetenschap – én zeker de medische wetenschap – kan niet buiten de politieke economie geplaatst worden.

Wetenschap is een specifiek perspectief die de mens gebruikt om zijn materiele omgeving zin te geven.  In die zin werkt wetenschap als ideologie en speelt het de rol die religie had in middeleeuws Europa. Elke ideologie het verbonden aan een bepaald discours, een bepaalde praktijk en een bepaalde historische en sociaaleconomische context. Sinds de verlichting, is de moderne wetenschap onlosmakelijk verbonden met de opkomst van de kapitalistische samenleving en haar  liberale burgerlijke ideologie.

De moderne wetenschap wordt gekenmerkt door een rationeel ideaal mensbeeld en een focus op het individu. Het ideaal mensbeeld veronderstelt een normatieve doeltoestand die op het individu geprojecteerd wordt. Dit is vergelijkbaar met de bekende homo economicus-hypothese uit de economie. In de geneeskunde is dat de gezonde mens, het “probleem” is de “ziekte”. De behandelmethodes worden gekenmerkt door individuele symptoombestrijding, disciplinering en individuele verantwoording: het is “de patiënt” als individu die wordt ge-abnormaliseerd en behandeld. Vanuit de wetenschap lijkt het moeilijk om te focussen op de maatschappelijke oorzaken van een pathologie.

Dit is deels het gevolg van de inherente tendens van wetenschap om te categoriseren en te specialiseren. Het gevolg daarvan is een sterke technocratisering, wat leidt tot een tekort aan interdisciplinair denken en tot depolitisering. Nochtans is dergelijk perspectief cruciaal wanneer het de praktijk betreft.
De maatschappelijk toepassing van de wetenschap - zowel op vlak van onderzoek als de behandeling – wordt vormgegeven door de huidige neoliberale kapitalistische samenleving. Onderzoek gebeurt steeds vaker marktgericht, met private investeringen. Maatschappelijke kennis wordt geprivatiseerd via patenten. Ook in de behandelingen zien we een grote en toenemende invloed van farma-bedrijven, pensioenfondsen, zelfstandige specialisten, private verzekeringen en private hospitalen. Dientengevolge verdwijnt wetenschap als doel op zich, en staat het ten dienste van de private winst van de investeerders.

Dit werkt onderzoeks-fraude in de hand. Het verschuift de prioriteit naar “rijke” consumenten en dure winstgevende behandelingen met vaak beperkte efficiëntie. In andere behandelingen wordt anderzijds nagenoeg niet geïnvesteerd. Dat hierdoor vragen rijzen over de medische wetenschap is evident.  Uiteraard is dit géén pleidooi tégen wetenschap, maar wel voor een interdisciplinaire en kritische benadering, een wetenschap die zichzelf kritisch bekijkt en politiseert. Wanneer Louis Ide dus een “evidence-based approach” verdedigt, dienen we in eerste plaats te vragen: “evidence” voor wie? door wie? met wiens centen? Waarom? en in welke historische en maatschappelijke context? Wie dat niet doet is even onkritisch en populistisch bezig als heel wat esoterische "alternatieve" goeroes en complottheoretici...

Thursday, January 9, 2014

Wanneer participatie de norm wordt...


Enkele kritische bedenkingen bij participatie en democratie.

Op Klara vond woensdag een debat plaats met professor Deschouwer over de toekomst van de democratie. Het idee van participatie wordt daarin steeds vaker naar voor geschoven als antwoord voor de crisis van de West-Europese democratie. De chronische kloof tussen burger en politiek, de crisis van de representatieve democratie en de algemene misnoegen over de politiek hebben participatie vandaag tot een centraal begrip gemaakt wanneer er alternatieven naar voor geschoven worden. Waar participatieve democratie in de jaren '90 steevast het buzzword was voor kritische activisten en academici – met als hoogtepunt de centrale plaats in de dynamiek rond de wereld sociale fora – wordt het vandaag hoe langer hoe meer een mainstream discours. Op zich meer dan genoeg reden om het eens kritisch te bekijken.

Toen participatieve democratie in het begin van dit millennium populair werd in Brazilië, bleek participatie een schitterende manier om de historische linkse oppositie-partij PT en een brede waaier van sociale bewegingen te integreren in het Braziliaanse politieke systeem. Via participatie werden de historische politieke mobilisatie geïnstitutionaliseerd in de “realiteit” van gedepolitiseerd kapitalistisch management. Niets beter om de hoge sociale verwachtingen te temperen dan zelf wat beperkte gestructureerde medeverantwoordelijkheid te geven. Sociale bewegingen werden op die manier gedwongen rechtstreeks compromissen te vinden zonder de structuren op zich in vraag te stellen. Concreet betekende dit dat de participerende burgers geen controle kregen over de grote van de koek – laat staat de organisatie van de bakkerij – maar enkel de koek zelf mee mochten helpen verdelen.

Het onverwachte “succes” zorgde er dan ook voor dat het concept participatie opgenomen werd in de standaard-procedures van de Wereldbank. Naast transparantere procedures bij de implementaties van de structurele aanpassingsprogramma's, dienden ze ook om democratische legitimiteit te verlenen aan de neoliberale recepten. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de “participatiesamenleving” in Nederland tevens het neologisme geworden is van de aanval op de welvaartsstaat. Het is dan ook niet te verwonderen dat experimenten met participatieve budgetten in de door de Troika bezette gebieden in Zuid-Europa heel populair geworden zijn.

Concreet zijn er een aantal kenmerken die het concept van participatie compatibel maken met het neoliberale kapitalisme. Het concept burgerparticipatie blijkt gemakkelijk in te passen is binnen het neoliberale individualistische mensbeeld. Niet de collectieve identiteit, praktische strijd of materiële antagonistische belangen staan immers centraal – ze worden zelfs ontkent als democratisch valabele argumenten – , maar het rationele “realistische” oordeel van elke individuele burger op zich is wat telt. Cruciaal is dat participatie erop gericht dat de burger op individuele basis medeverantwoordelijk te maken voor het, door de markten gedicteerde, neoliberale publieke beleid.

Het voornaamste probleem is dat structurele factoren en echte politieke strijd buiten de institutionalisering van de participatie vallen. Dit zorgt voor een sterk depolitiserend potentieel van participatieve democratie – vaak even sterk als de electorale, “gecomercialiseerde” democratie -, en dat is dan ook de reden waarom participatie ineens zo populair geworden is. De “original sin” van participatie – waaruit het depolitiserend karakter voortkomt – bevindt zich reeds in de diagnose van het probleem dat het zogenaamd dient op te lossen. Namelijk bij het perspectief dat democratie een antwoord zou vormen op de problemen van de neoliberale kapitalistische samenleving, waarbij complexe processen van politiek-economische tegenstellingen worden gereduceerd tot een probleem van democratie.

Dit wil uiteraard niet zeggen dat we participatie en democratie op zich moeten overboord smijten. Participatieve vormen van democratie zijn steeds een belangrijk aspect geweest binnen de linkerzijde. Zo is participatie steeds een belangrijk element geweest in de debatten over democratisch centralisme, over de rol van de partij en de staat tussen marxisten en anarchisten, over de vorm van de partij tussen mensjevieken en bolsjevieken, over de rol van de sovjets ten opzichte van het parlement tijdens de Russische revolutie, in de kritiek van trotskisten op de stalinistische Sovjet-unie, etc. Maar dergelijke discussies konden onmogelijk losgekoppeld worden van een politiek-economische strijd tegen het kapitalisme die in dezelfde context bezig was.

Dergelijke politiek-economische kadering is in het geval van gedepolitiseerde participatie niet aanwezig. Dat is ook waarom de relatief a- of anti-politieke indignado's beweging uiteindelijk weinig kon betekenen, en haar analyses vaak parallel liepen met de neoliberale. Zo werd de nadruk gelegd op het probleem van de corruptie van de politieke kaste en werd de illusie gekoestert dat de probleme konden opgelost worden vie “echte democratie”. Dit essay is dus niet noodzakelijk een pleidooi tegen participatie, zoals Zizek dat verdedigde, maar om participatie en democratie te desacraliseren. Het is een pleidooi tegen het idee dat politiek-economische alternatieven op het kapitalisme zouden kunnen vervangen worden door “participatie” of “democratie” , men mag niet uit het oog verliezen dat democratie – zeker in zijn dominante liberale interpretatie – slechts een middel van governance is, geen maatschappelijk politiek doel op zich.

(Dit is een draft, commentaren welkom!)