Sunday, April 25, 2010

Duizenden portugezen vieren anjerrevolutie met verzet

Gisteren, 25 was er de 36e verjaardag van de Portugese revolutie uit 1974. Op deze dag wordt de omverwerping van het fascisme in Portugal gevierd, de start van een revolutionair proces dat het kapitalisme op haar grondvesten deed daveren en Portugal op een zucht van het socialisme bracht. Gezien de crisis waarin het kapitalisme zich vandaag bevond zijn die ideeën van April lang niet zo actueel geweest.


25 april betekent niet slecht de omverwerping door het fascisme door de MFA - de kapiteins van April, het was de start van een proces waarbij de macht werd overgenomen door de bevolking, met de arbeidersklasse in een centrale rol. De Anjerrevolutie betekende de start van een periode die het kapitalisme in Portugal nagenoeg op haar knieën bracht. De Times schreef indertijd: "het kapitalisme in Portugal is Morsdood"

Landhervormingen werden doorgevoerd, de centrale sectoren van de economie werden genationaliseerd onder controle van de arbeidersraden en een socialistische grondwet werd gestemd. De soldaten zouden in 1975 de eed van trouw aan de socialistische revolutie zweren, iedereen kreeg democratische rechten en er was een drastische verhoging van de salarissen en syndicale rechten doorgevoerd. Uiteindelijk werd de revolutie echter neergeslagen en verraden door sociaal-democraten en conservatieven. Sindsdien heeft het kapitaal er alles aan gedaan de verwezenlijkingen van April volledig teniet te doen, de economie werd geprivatiseerd, de landhervormingen teruggedrongen en het socialisme uit de grondwet geschrapt.

Zeker vandaag, wanneer het de arbeidersklasse kreunt onder de crisis, het kapitaal en haar regering bovendien ook nog eens de rekening van de redding van de banken via de 'PEC' op haar schouders wil doorschuiven en een grieks scenario dreigt zijn de ideeën en lessen van de Anjerrevolutie actueler dan ooit. De regering maakte plannen bekend om de lonen te verlagen, de statuten van ambtenaren uit te hollen en 17 staatsbedrijven volledig te privatiseren.

Er was dan ook enorm veel volk op de betoging dit jaar, met grote delegaties van de CGTP, de verplegers, de openbare diensten, van de jong-communisten, de PCP, het links blok, ed.... Naast de traditionele slogan "Voor altijd 25 april, nooit meer fascismo", waren rolden ook actuelere slogans door de betoging: "Strijd, Strijd tegen privatiseringen" en "April opnieuw, de macht aan het volk!"

We kwamen met Socialismo Revolucionario, Portugese organisatie van het CWI, tussen met een pamflet onder de titel "de Aprilrevolutie vieren met socialistisch verzet", dat we massaal verspreid hebben op de betoging. En dat verzet groeit onder de arbeidersklasse. Na de grote stakingen van verplegers, openbare diensten en leerkrachten de vorige maanden volgen de acties op korte tijd elkaar op. Maandag en vrijdag staken de spoorwegarbeiders, dinsdag staakt de hele transportsector en ook de openbare diensten zijn nieuwe acties aan het plannen.

Met SR pleiten we voor een vereniging van de strijdbewegingen, halen we de nood aan van een echte algemene staking om de plannen van het kapitaal te stoppen en roepen we op voor een regeringsalternatief uit te werken van linkse organisaties (PCP en LB) en de vakbonden, met een socialistisch programma dat radicaal de kant van de arbeiders kiest en niet die van het kapitaal.

Saturday, April 10, 2010

Recensie Why Not Socialism van G. A. Cohen


Why not socialism is het laatste werkje van wijlen Gerald Cohen, een Canadese professor politieke filosofie aan het all souls college in Oxford. Cohen overleed vorig jaar in Augustus, kort na het verschijnen van dit boekje. In dit boekje - het beslaat slechts 80 paginas in miniformaat - probeert hij de morele bezwaren tegen socialisme te weerleggen en enkele filosofische vragen over socialisme te stellen en te beantwoorden.

Cohen start met socialistische principes binnen een gemeenschap uit te leggen aan de hand van een camping trip. Wanneer we met een groep vrienden op kamp vertrekken verdwijnen de traditionele marktprincipes en worden ze vervangen door solidariteit en gemeenschapszin. Wie kapitalistische marktprincipes zou hanteren om met mensen om te gaan tijdens een camping trip zou zich al vrij snel inpopulair maken. Zo zal geen enkele deelnemer het in zijn hoofd halen om nadat hij een appelboom ontdekt heeft, hier de eigendom van op te eisen, en winst te vragen voor elke appel die de anderen willen eten. Ook zal iemand met een enorm talent voor te vissen niet van de anderen eisen dat hij alle goede vis krijgt, terwijl de andere minderwaardige vis zouden eten.

De socialistische principes achter zo'n camping trip komen volgens Cohen neer op twee principes: gelijkheid en gemeenschapszin. Onder gelijkheid verstaat hij gelijkheid van kansen, de levenskansen waarop iemand recht heeft. Er zijn vervolgens 3 niveaus van gelijkheid van kansen. Het eerste niveau bestaat uit de bourgeois gelijkheid van kansen, het liberale principe dat iemands kansen, tenminste formeel gezien, niet bepaald mogen worden door iemands' status, bijvoorbeeld die van slaaf, of door zijn huidskleur. Het tweede niveau is de linksliberale gelijkheid van kansen: levenskansen mogen niet bepaald worden door de status die een mens meekrijgt bij de geboorte, startposities dienen dus geëgaliseerd te worden door bijvoorbeeld scholing te voorzien voor kinderen uit achtergestelde milieus. Doel is dat iemand zijn levenskansen bepaald worden door de talenten die hij of zij ontwikkelt en de keuzes die iemand maakt tijdens zijn leven.

De socialistische principes van gelijkheid van kansen moeten volgens Cohen verder gaan. Socialisme moet niet enkel sociale ongelijkheid, maar alle ongelijkheid die niet het gevolg is van de vrije keuze van het individu. Ongelijkheid is nog steeds mogelijk, maar dan op basis van de vrije keuze, bijvoorbeeld door te beslissen meer of minder uren per week te werken. Maar daar hoort het volgens Cohen niet op. Heel wat ongelijkheid komt voort uit "brute luck", puur geluk. Zeker onder een kapitalistisch systeem, waarbij de economie een casino is, speelt "brute luck" erg mee, dat is één van de redenen waarom socialisten uit moreel standpunt anti-kapitalist horen te zijn.

Een andere reden waarom socialisme op moreel vlak de voorkeur geniet ten opzichte van socialisme, zijn de principes die een mens drijven in een marktsysteem. Sociale transacties tussen mensen worden binnen de markt gedreven door hebzucht en angst. Zonder deze principes van de homo-economicus zou de kapitalistische markt niet werken. Omdat het kapitalisme mensen doet interageren op basis van deze twee negatieve principes is kapitalism moreel verwerpelijk. Cohen stelt daartegenover een utopisch socialistisch model waarbij sociale interacties worden gestuurd door gelijkheid en gemeenschapszin. Ieder draagt volgens zijn mogelijkheden bij tot de gemeenschap vanuit een principe van solidariteit.

In het voorlaatste hoofdstuk stelt Cohen zich de vraag of socialisme mogelijk is. Hij neemt daarin heel duidelijk afstand van stalinistische regimes in de SU en in China. Toch haalt hij uit deze voorbeelden, alsook uit de Europese welvaartstaat, het argument dat het blijkbaar toch mogelijk is van economische activiteiten te plannen door een gemeenschap, zonder dat deze gedreven worden door winstprincipes.

Na de val van de muur en de overwinning van het kapitalisme, zijn ook heel wat socialisten hun heil gaan ontdekken in marktprincipes. Marktprincipes zouden volgens sommigen mogelijks moeten behouden blijven in een socialistische samenleving. De markt biedt immers de mogelijkheid om informatie over je economie te genereren. Via marktprincipes kan je achterhalen wat juist geproduceerd dient te worden.

Cohen haalt enkele voorbeelden aan hoe dit zou kunnen werken, van markt-socialisme waarbij ongelijkheid weggetaxeerd wordt, tot een marktsocialisme waar de arbeiders eigenaar zouden zijn van hun eigen fabriek, een systeem van coöperatieven waar er toch nog onderlinge concurrentie zou gelden. Toch biedt Cohen geen alternatief, het alternatief ligt nochthans voor de hand; socialistische democratie. Volgens ons is democratische inspraak net hét alternatief op marktwerking, democratie is niet enkel belangrijk om de bevolking op politiek vlak te betrekken en de dictatuur van een minderheid te vermijden, het is ook een corrigerend mechanisme voor de productie, die een alternatief van vormen voor markt-transacties.

Cohen neemt op basis van morele argumenten afstand van elke vorm van marktwerking, en dus ook van elke vorm van "marktsocialisme". Hij sluit het boekje dan ook af met een citaat in die zin: "Ik ga akkoord met Albert Einstein dat socialisme de poging is van de mensheid om de roofzuchtige fase van de menselijke ontwikkeling te overstijgen. Elke marktwerking, ook het marktsocialisme is uiteindelijk een roofzuchtig systeem. Elke poging om voorbij deze roofzuchtige fase te komen is tot dusver mislukt. Maar opgeven zou geen juiste conclusie zijn."

In dit werk van Cohen mis ik de link naar de realiteit. Why not socialism, is een te academisch werk, de superioriteit van socialisme wordt aangetoond op basis van een theoretisch camping trip model en morele principes, in plaats van de concrete politieke en sociale noden van de bevolking vandaag. Wie met zijn voeten in de realiteit staat, leeft zoals de gemiddelde werkende en als politiek activist regelmatig aan een piket komt kan véél betere argumenten geven, dan de morele argumenten die hier aangehaald worden door Cohen, om de nood aan socialisme te staven. Niettemin is het een boekje met interessante denkoefeningen voor lezers die op zoek zijn een puur theoretisch werk.

Thursday, April 8, 2010

Basis voor Braziliaans (sub)imperialisme: de cijfers


Brazilië in de laatste 40 jaar opgeklommen van de status van derde-wereld land tot regionale supermacht met globale ambities. Wat ooit door De Gaulle omschreven werd als “not a serious country” is vandaag de grootste handelspartner van China (Goodman J., 2009) en deel van de 4 opkomende BRIC’s. De ontwikkeling van een moderne kapitalistische staat en elite, die niettemin afhankelijk blijft van het internationale kapitalistische systeem – veel meer dan ze zelf haar wetten stelt – legde ook de economische basis voor een eigen Braziliaans imperialisme. Reeds in de jaren ‘70 karakteriseerden verschillende academici Brazilië als sub-imperialistisch (Marini). Vandaag is het empirisch bewijsmateriaal hier echter veel duidelijker.

(Noot: dit stuk is afkomstig uit de tot nu nog ongepubliceerde draft voor mijn Master-thesis Internationale politiek aan de Ugent, 2010)

Volgens het World Investment Report van de Unctad uit 2009 (I) zijn de Braziliaanse investeringsflows naar het buitenland tussen 2005 en 2008 van 2,5 miljard dollar gestegen naar 20,5 miljard dollar. Tegelijkertijd is het totale bezit van Braziliaanse TNC’s in het buitenland meer dan verdrievoudigd van 53 naar 162. Dit terwijl de outward flows van Mexico en Argentinië, nr. 2 en 3 op het continent gelijk gebleven zijn of zelfs dramatisch gezakt. Deze enorme verhoging in buitenlandse investeringen kwam er ondanks een snel groeiend BBP. Wanneer we deze situatie volgens het imperialisme-kader analyseren, komen we tot de conclusie dat de kapitalistische klasse in Brazilië zich op een zeer snel tempo ontwikkeld; een snelle kapitaals-accumulatie op nationaal vlak heeft gekend, en op zoek gaat op buitenlandse markten naar een hogere winstvoet voor haar investeringen.

Deze investeringen gaan gepaard met een assertiever extern beleid van de Itamaraty in de poging deze nieuwe externe belangen van haar elite te verdedigen. Investeringen in de Paraguayaanse landbouw leidden uiteindelijk tot spanningen met Llugo, bezittingen van Petrobras in Bolivië leidden tot de tussenkomst van Lula in het conflict tussen Morales en de Media Luna, en investeringen in Haiti gingen gepaard met een steeds grotere militaire VN-aanwezigheid van Brazilië.

Een puur imperialistisch karakter heeft Brazilië echter niet. De cijfers tonen nog steeds aan dat de Braziliaanse economie grotendeels afhankelijk is van buitenlandse investeringen. Hoewel die buitenlandse investeringen in Brazilië niet zo snel gestegen zijn als de FDI’s vanuit Brazilië zelf, is er nog steeds een wezenlijk verschil tussen het totale aantal externe geïnvesteerde dollars in Brazilië (287 mld $) en die van Brazilië in het buitenland (162 mld $).

Deze cijfers tonen hier duidelijk de economische basis voor een Braziliaans sub-imperialisme aan; stijl stijgende investeringen van Braziliaanse bedrijven in het buitenland – die samen gaan met een imperialistische opstelling van het land, en een blijvende afhankelijkheid van externe investeringen, met de daarvan afgeleide afhankelijkheid van die investeerders, de internationale kapitalistische instellingen en mogendheden.

(Bron: http://www.unctad.org/sections/dite_dir/docs/wir09_fs_br_en.pdf)

Wednesday, April 7, 2010

Duizend anti-oorlogs activisten tegen kernwapens, oorlog en kapitalisme

Zaterdag trokken meer dan 1000 anti-oorlogsactivisten naar Kleine Brogel om de aanwezigheid van Amerikaanse Kernwapens op Belgische bodem aan te halen. Ook LSP trok met een groep activisten mee naar de actie, georganiseerd door vredesactie. We gebruikten deze dag ook om het idee te lanceren voor een anti-oorlogsbetoging in Gent, eind september.

Officieel liggen in België geen kernwapens. Toch is hun aanwezigheid, met name die op de Limburgse luchtmachtbasis op Kleine Brogel, een publiek geheim. De kernkoppen werden er in de jaren '80 geplaatst onder druk van de verenigde staten. Ze hoorden een afschrikkingsmiddel te vormen tijdens de Koude oorlog. Via deze massavernietigingswapens dachten de VS het "rode gevaar uit het oosten" af te schrikken, en zo hun kapitalistische belangen in West-Europa te beschermen.

Toen deze wapens naar België werden gehaald, samen met een Amerikaanse legereenheid, die nu nog zo'n 120 Amerikaanse militairen telt, lokte dat indertijd felle reacties uit. De kernwapens werden immers gezien als een mogelijke catalysator voor nog sterkere spanningen tussen de VS en de Sovjet-Unie en oorlog. Bovendien leek het er sterk op dat beide supermachten zich aan het voorbereiden waren om een eventuele oorlog niet op eigen, maar op Europees grondgebied uit te vechten. De raketten zijn immers middellange afstandwapens, bedoeld voor Intra-Europees gebruik.

Honderdduizenden anti-oorlogsactivisten kwamen destijds op straat in de anti-raketten betogingen. De toenmalige SP speelde toen een belangrijke rol in deze beweging. Toch zien we dat geen enkele traditionele partij sindsdien iets heeft gedaan aan de aanwezigheid van die kernwapens.

De laatste tijd beginnen echter zelfs kapitalistische politici zich vragen te stellen bij de aanwezigheid van de grote hoeveelheden kernkoppen. In eerste plaats omdat het schema van de koude oorlog al zo'n 20 jaar niet meer bestaat, maar ook omdat het onderhoud van deze wapens op dit moment teveel geld opslorpt; terwijl de defensieindustrie uit deze verouderde kernwapens nagenoeg helemaal geen winsten meer uit haalt. Bovendien bestaat er een steeds groter proliferatiegevaar, waardoor het gevaar van het gebruik van kernwapens, bijvoorbeeld bij een terreuraanslag of een oorlog, de winsten en het productieapparaat van de kapitalistische klasse ongewild zou vernietigen. Een nucleaire aanslag staat vandaag vrij hoog in het ranglijstje van gevaren die investeringen van speculanten bedreigen. Die twijfel en grotere verdeeldheid bij kapitalistische politici kwam recentelijk onder andere naar voor bij de open brief van Verhofstadt, Dehaene, Claes en Michel. En ook Obama en Kissinger spraken zich uit voor de afbouw van het kernwapenarsenaal.

Vredesactie wilde van deze twijfel gebruik maken om bomspotting dit jaar op een grotere schaal te organiseren onder de titel: "Bomspotting, nu of nooit". Hoewel we als LSP niet akkoord zijn met een deel van de methodes die Vredesactie hanteert; waarbij individuele, ludieke acties gevoerd worden op basis van burgerlijke ongehoorzaamheid in plaats van mobiliserende, politiserende collectieve acties, vonden we het toch belangrijk deze bomspotting te ondersteunen.

De militaire top was absoluut niet gerust in het afloop van deze bomspotting. Ze wilden bovendien geen extra blammage oplopen rond de beveiliging van de basis, na de voor hen vernederende actie van ALF'ster Anja Hermans en klachten over de beveiliging van de basis vanwegen de Amerikaanse legerleiding; In de media werd de dagen voordien dan ook straffe taal gebruikt, in een poging anti-oorlogsactivisten af te schrikken. Bovendien werden 1000 extra politie-agenten naar Kleine Brogel gestuurd zaterdag. 1 politie-agent per vreedzame manifestant dus, en dat zonder de militairen gerekend.

Met een vijftiental kameraden gingen we zaterdag mee "over de draad"... van de luchtmachtbasis van Kleine Brogel. Het brute geweld waamee sommige militairen en agenten de activisten oppakten en behandelden herinnerde ons nogmaals aan het repressieve karakter van de burgerlijke staat. Na een 2-tal uren nutteloos geboeid gelegen te hebben, met aangezicht op de harde tarmak of in de modder, werden we uiteindelijk uit de regen weggehaald. Met zijn 400-tal werden we toen vastgezet in een massacel. Daar konden we eindelijk wat politiek werk verrichten.

Op de actiedag verspreidden we pamfletten rond het initiatief dat we willen nemen voor een anti-oorlogsbetoging in Gent, in september. Dan vindt er onder leiding van oorlogsminister Decrem een Europese Defensietop plaats. Op deze top wil de EU de basis leggen voor de vorming van een Europees leger - een mogelijkheid die voorzien werd in het verdrag van Lissabon dat begin dit jaar in werking trad.

Een Europees leger heeft volgens ons geen enkel voordeel. Het zou slechts gebruikt worden om de belangen van de Europese kapitalistische elites te verdedigen. Als socialisten en internationalisten moeten we opkomen tegen de imperialistische wedren die tot oorlogen leidt. Een Europees leger zal de mogelijkheid bieden om nog meer imperialistische interventies uit te voeren, zoals die in Irak en Afganistan. Als socialisten moeten we opkomen voor internationale solidariteit tussen de arbeidersklassen wereldwijd, en moeten we internationaal verzet organiseren tegen alle legers van kapitalistische staten.

Het kapitalisme draagt oorlog in zich, zoals donkere wolken regen - zo stelt het bekende citaat van Jean Jaurés. Een anti-oorlogsprogramma dat niet gekoppeld is aan een anti-kapitalistisch programma, mét een socialistisch alternatief is daarom slechts symptoombestrijding. De huidige kapitalistische crisis, zal de wedren naar hogere winsten in het buitenland, de zoektocht naar afzetmarkten en toegang tot grondstoffen bovendien enkel nog versterken. De uitbouw van een anti-oorlogsbeweging én van een anti-kapitalistisch programma is daarom vandaag actueler dan ooit.